Pai

19 januari 2020 - Pai, Thailand

Dag 18  Donderdag 16 januari. 
Van Chiang Mai naar Pai, 130 km.

De minivan die ons naar Pai zal brengen.

Al vroeg worden we naar het busstation van Chiang Mai gebracht, dat wil zeggen, een van de busstations, we bevinden ons bij Terminal 3. Het blijkt dat we met een minivan naar Pai gaan, er gaan 13 passagiers in. We hebben keurig een stoelnummer gekregen, de nummers staan op een kaartje gedrukt en zijn aan de hoofdleuningen met een touwtje vastgebonden. Niemand kan zo de verkeerde stoel nemen! Er gaan nog 2 Engelsen en 1 Ier mee, de rest van de passagiers is Aziaat. Het is altijd grappig om te zien hoe snel er een soort van saamhorigheid ontstaat onder (westerse) toeristen, iedereen is enthousiast over het reizen en Thailand en de mooiste verhalen worden opgehangen. 
Het is een rit van 3 uur, precies na anderhalf uur stoppen we kort voor een kopje koffie en gebruik van sanitair. Dat laatste is wel een mooi woord voor de meeste toiletten die wij de afgelopen dagen gezien hebben. Het is ook hier weer een gat in de grond met opstapjes aan beide zijden, de zogenaamde ‘franse wc’s’, alhoewel de Fransen daar verontwaardigd op kunnen reageren want zij noemen dat juist Turkse wc’s. In elk geval lopen wij dus al weer dagen met toiletpapier in onze broekzakken want dat is er ook nergens. En dan moet je ook nog 3 baht (= 10 eurocent) betalen!
De weg naar Pai is erg mooi met een goed wegdek en onderweg zien we overal bananenbomen, teakplantages en rijstvelden. We klimmen ook hard omhoog, de hoogtemeter geeft op een gegeven moment 1500 meter aan. 
Dat betekent dat er dus behoorlijk wat bochten in de weg zijn, dit is bepaald geen ritje voor mensen met een zwakke maag die snel wagenziek zijn want het is een continue draaien van bochten. Het zouden er 762 zijn, we hebben ze niet geteld. Gelukkig rijdt deze chauffeur rustig en neemt hij voorzichtig de bochten.

Precies 3 uur later arriveren we in het bergstadje Pai, een bekend oord voor backpackers en hippies. Wat wij daar zoeken, we horen immers bij geen van beide groepen? Het stadje zelf is niet bezienswaardig, je komt hier voor de relaxte en gemoedelijke sfeer en de omgeving is werkelijk prachtig, er is een boel te zien. Gelukkig zijn wij niet de enige ‘oudjes’, er lopen genoeg toeristen van onze leeftijd rond maar de meerderheid is toch wel beneden de 25. Ertussenin zit hier niet, dat is ons in Chiang Mai ook al opgevallen, het is óf heel jong of van onze leeftijd.
We helpen 2 aardige Nederlandse jongens die zo van de middelbare school lijken te komen maar de een heeft al net zijn bachelor gehaald. Ze twijfelen, ze weten niet wat ze moeten eten en vragen ons verlegen om hulp. Wij leggen ze uit wat voor gerechten het zijn en dankbaar volgen ze onze adviezen op. 
We pikken nog even een geweldige zonsondergang mee, overal worden kleine toertjes voor een prikkie aangeboden om naar de Pai Canyon (20 minuten rijden) te gaan voor de zonsondergang. De canyon zelf is al zeer de moeite waard en zo denken er velen over, in grote getale is men hier naar toe gekomen om mooie foto’s te maken van het prachtige uitzicht in het late zonlicht. 
Het lijkt net of wij elke avond op stap gaan, op zoek naar een avondmarkt, maar dat is zeker niet waar. Die markten worden gewoon elke avond op heel veel plekken gehouden, dus wat je ook doet, je komt er altijd wel een tegen. Als wij terug komen van ons toertje is de hele straat naast ons hotelletje in mum van tijd omgetoverd tot een ‘walking street’ boordevol eettentjes waar weer de heerlijkste gerechten vers gegrild, gebarbecued of geroerbakt worden. Het blijft ontzettend leuk om te zien, we krijgen daar maar geen genoeg van.

Het blijft mooi....

 

Dag 19   Vrijdag 17 januari

Rijstvelden overal.

Vandaag is een dag van lokale bezienswaardigheden. We boffen, we zijn maar met z’n 2’en voor deze tour en krijgen dus een privéauto met chauffeur, zijn naam is Ice. 
We gaan meteen weer flink van start met 353 treden steil omhoog. Het doel is de Witte Boeddha, mooi gelegen halverwege een berg en midden tussen de teakbomen. Eenmaal boven vergeet je dat je zo hebt moeten klimmen, het uitzicht is erg mooi en zo’n grote Boeddha blijft imposant. Het allermooiste is er echter de volkomen stilte, we zijn een tijd lang de enige aanwezigen. 
Bijna alles wat je rondom Pai kunt doen zit vandaag in het pakket, zo bezoeken we een fraai aangelegd uitzichtpunt, the Yun Lai ViewPoint vanwaar je over het mooie landschap rondom Pai kijkt. 
Vlak bij ligt een Chinees dorp, de Pai Chinese Village, ook wel Santichon Village genoemd: er woont hier een aanzienlijk aantal Chinezen (Yunnan) die ooit gevlucht zijn tijdens de Chinese revolutie. Om te voorkomen dat hun cultuur volledig verloren zou gaan door o.a. drugsproblemen is er een cultureel centrum opgericht met het doel het in leven houden van hun tradities en cultuur. Er zijn nu bijvoorbeeld winkeltjes vol thee en aanverwante artikelen, ik heb nog nooit zoveel verschillende theepotjes bij elkaar gezien. Op deze manier verdienen ze nu een leuk centje. 
De bezoeker kan zich verder hullen in traditionele klederdracht, de mooiste creaties in felle kleuren hangen klaar, voor 100 baht (ongeveer 3 euro) mag je in zo’n jurk even rondstappen bij het (nep)kasteel en gefotografeerd worden. Aziatische bezoekers vinden het geweldig en laten zich van alle kanten en met verschillende poses op de foto zetten.
Na alle mooie tempels van Chiang Mai zijn we intussen echt verzadigd dus veel indruk maakt de Wat Nam Hoo niet meer op ons alhoewel we toch elke keer weer met interesse de gelovigen bekijken die naar een monnik komen met manden vol geschenken. Vervolgens spreekt de monnik ze toe, pakt hun hand en samen wordt er nog gebeden. 
Opvallend is hier ook het aantal beelden van hanen, groot, klein en fel gekleurd. Bovendien lopen er ook nog heel veel echte rond die constant aan het kukelen zijn. Een vroegere koning (Naresuan de Grote, 1555) zou van hanengevechten hebben gehouden en daarom zouden er nu nog zoveel hanen wonen, wordt ons verteld.
De bamboebrug (heet ook wel de Boon Ko Ku So brug) vinden we erg leuk, 800 meter dwars door de rijstvelden aangelegd voor monniken zodat ze makkelijk van de tempel (ook van bamboe) naar het dorp konden komen. Het voelt even vreemd aan, de bamboebodem wiebelt erg maar is stevig genoeg om een aantal bezoekers te kunnen houden. We maken mooie foto’s, de rijstvelden zijn altijd fotogeniek ook al zijn ze niet zo groen als anders. We zitten in de droge tijd en de rijst is bovendien 2 maanden geleden geoogst zodat een deel van de velden hun frisse kleur verloren hebben.
Uiteraard lopen we over de Memorial Bridge (tegenwoordig alleen nog een voetgangersbrug) : de brug die de Japanners in de 2e Wereldoorlog hebben laten aanleggen door krijgsgevangenen en dwangarbeiders. Net als de Bridge over the River Kwai diende deze brug als belangrijke verkeersroute tussen Thailand en Birma, in dit geval de weg tussen Chiang Mai en Pai. Er werd een houten brug gebouwd, olifanten werden voor het  zware werk gebruikt: zij moesten de dikke boomstammen uit de jungle slepen. 

Ook interessant is de ‘Land Split’: in 2008 lag hier een sojabonen plantage. Zomaar uit het niets, zonder enige waarschuwing, vond er een aardbeving plaats. Het land van de boer scheurde uiteen: 2 meter wijd en 11 meter diep. Nu is de bodem van de kloof alweer helemaal begroeid met planten en is het een nieuwe toeristische attractie geworden: er is een wandelpad naar toe gelegd, het is echter wel een klimpartij met regelmatig steile gladde stukken zodat je goed moet uitkijken waar je je voeten plaatst. 
Van al dat geklauter hebben we weer lekkere trek gekregen en ‘s avonds vinden we weer een fijn streetfoodstalletje waar ze, door ons uitgezochte, stokjes vlees en groenten voor ons op de BBQ leggen. Eigenlijk het zelfde als wat we een paar weken geleden in Mandalay hebben gedaan maar deze zijn nóg lekkerder, gekruider en pittiger. 
We beginnen ons hier inmiddels helemaal thuis te voelen! 

Memorial Bridge 3

Dag 20 Zaterdag 18 januari

De smalle bamboevlotten

Onze laatste dag in Pai hebben we bewaard voor het tourtje naar de Lod Cave, de grot Lod. Na enige twijfel (veel klimmen in een pikdonkere grot) besluiten we er tóch naar toe te gaan, vooral het gedeelte met een bamboe vlot trekt ons wel aan. 
We nemen de middagexcursie, keurig netjes worden we voor ons hotel opgepikt door een Toyota Hillux. We willen gewoon achter via de ‘laadklep’ instappen, zoals gewoon is voor deze vorm van transport maar daar wil de chauffeur niets van weten. Wij moeten persé in het gewone ‘autogedeelte’ zitten, de een naast de chauffeur en de ander gewoon op de achterbank. Hij draagt een t-shirt met een grote J erop, we noemen hem daarom Mister J, wat hij helemaal geweldig vindt, hij ligt dubbel van het lachen hierom.
De rest van de groep (8 personen!) komt wél in de laadbak te zitten op dwarsbankjes. We voelen ons vereerd en proberen een praatje te maken met Mr. J. maar hij spreekt jammer genoeg amper Engels. Het is ons erg opgevallen dat de Thai nog zeer slecht Engels spreken, onbegrijpelijk met zoveel toeristen. Ze lijken er zelf niet mee te zitten, met bijvoorbeeld de vraag wat voor gewas zo’n prachtige groene kleur heeft, weet de chauffeur wel raad. Hij pakt zijn telefoon, zoekt gewoon de vertaling op en laat die vervolgens aan ons zien. Het blijkt om het woord ‘garlic’, knoflook, te gaan en hij is blij dat hij er een woord heeft bijgeleerd.
En zo gaat het overal, als iemand het woord niet kent, haalt hij gewoon een ander of de telefoon erbij.
Bij de ingang van de grot moeten we nog een extra kaartje kopen voor de bamboevlotten en de gids. Je bent verplicht om met een gids te lopen, zij dragen een felle gaslamp voor je om je bij te schijnen in de aardedonkere grot. 
Ook het Engels van de gids is erbarmelijk slecht. Ze kent een paar woorden zodat ze ons kan vertellen wat er te zien valt maar door haar vreemde uitspraak verstaan we totaal niet wat ze zegt. We laten onze eigen fantasie er maar op los, uiteindelijk zijn die grotten allemaal hetzelfde. Stalactieten, stalagmieten, en je kunt er overal dieren of gekke figuren in zien.
Intussen hebben we plaats mogen nemen op een smal en wankel bamboevlot, we durven amper te bewegen omdat we bang zijn ons evenwicht te verliezen en in het water terecht te komen. Dat is geen aantrekkelijk idee aangezien er duizenden grote vissen met ons mee zwemmen, er schijnen veel meervallen tussen te zitten! 
Met het vlot varen we een kilometer naar de uitgang van de grot waar we een vreemd schouwspel te zien krijgen. 
In Cambodja hadden we het ook al meegemaakt : tegen zonsondergang verlaten er duizenden vleermuizen de grot. Nu hangen ze nog tegen de hoge plafonds aan te slapen maar intussen willen de zwaluwen die ‘s ochtends zijn uitgevlogen, weer terug de grot in. Het blijft fascinerend om zóveel dieren bij elkaar te zien vliegen, er zit op een of andere manier ook nog een systeem van volgorde in. 
In het donker rijden we de bochtige weg terug naar Pai. Morgen zullen we dit stuk nogmaals rijden op weg naar Mae Hong Son.

Duizenden zwaluwen hangen voor de ingang om terug naar binnen te gaan.

Foto’s