National Parks.

11 mei 2019 - Jasper, Canada

Lake Louise, nog bijna helemaal bevroren.

Dag 5 Donderdag 9 mei  Traject Lake Louise naar Banff, 57 km

Camping: Tunnel Mountain Village 2.

Vannacht zijn we een paar keer uit onze nachtrust opgeschrikt door treinen die bijna dwars door de camping blijken te rijden. Bij nadering van een stad of dorp laten ze luid hun hoorns klinken, die hoor je al van grote afstand, laat staan als ze zo ongeveer door je camper heen rijden. We hebben vandaag niet ver te gaan, het is nog geen 60 km naar onze volgende bestemming Banff. We rijden dus eerst naar de meest bekende en drukst bezochte plaats van de Canadese Rockey Mountains, Lake Louise, in 1884 vernoemd naar de 4e dochter van koningin Victoria.
Het meer is wereldberoemd om de kleur, melkachtig blauw, die je echter alleen in de zomermaanden (vanaf juni) zult aantreffen want de rest van het jaar ligt het er bevroren bij. Maar ook dat vinden wij prachtig, alles ziet er zo sprookjesachtig mooi uit met die witte bergen op de achtergrond. Alsof iemand met een grote bus poedersuiker langs is geweest. Op het meer liggen grote ijsschollen bedekt met sneeuw, het begint trouwens al langs de kanten te ontdooien. Het wemelt er van de Aziaten, we zien ze over het ijs lopen en zelfs sneeuwpoppen maken.  We proberen ons een voorstelling te maken van de drukte die over een paar weken weer zal losbarsten en we zijn blij dat we zo vroeg in het jaar zijn, ook al zijn er dan nog wegen ongeopend voor verkeer. Een ander bijkomend voordeel is bovendien dat er nog geen muggen zijn, ook dat schijnt vreselijk te zijn tijdens de zomermaanden. We willen richting Banff eigenlijk de scenic byway (de Bow Valley Parkway) nemen in plaats van de highway maar jammer genoeg is die momenteel voor een groot deel gesloten voor onderhoud. Niet dat de highway vervelend is om te rijden, integendeel, zoals eerder geschreven is het een feest om hier te rijden, elk traject is echt prachtig.

We arriveren vroeg op de camping en we worden verwelkomd met de woorden dat we hier zeer voorzichtig moeten zijn in verband met de.......coyotes en wolven. Ook lopen er kuddes grote herten (‘elk’) rond die momenteel zeer agressief kunnen zijn omdat ze jongen hebben. (We zien ze niet hier op het kampeerterrein maar later in het stadje treffen we ze wel aan, gewoon struinend in tuinen van bewoners).  
De naam van de camping is trouwens afgeleid van de berg die Tunnel Mountain heet. In de 19e eeuw zou hier een tunnel door de berg gebouwd moeten worden in verband met de aanleg van de spoorlijn. Die tunnel is er nooit gekomen maar de berg heeft desondanks die naam behouden. 
Banff zelf is een gezellig stadje met een relaxte sfeer. Het ligt midden in het Banff National Park wat begin 20e eeuw als eerste als zodanig werd geopend en staat bekend om zijn wintersportmogelijkheden. Ook nu nog zien we jongeren druk in de weer met ski’s en snowboards, er is een gratis pendelbus die ze naar de pistes brengt. Maar niet alleen in de winter, door de fraaie ligging wordt Banff het hele jaar door druk bezocht! We wandelen wat rond en brengen een kort bezoek aan het Buffalo Nations Luxton Museum, waar we kennis maken met het leven en gewoontes van de Indianen (die je hier First Nations moet noemen) van dit gebied. En we horen voor het eerst van ons leven over Walking Buffalo, een Indiaan die over de hele wereld met een vredesmissie reisde. Daar moeten we eens meer over lezen, dat gaan we opzoeken op Internet maar dat moet dan wel even wachten want we hebben hier in de Nationale Parken waar we kamperen helemaal geen wifi of internet en zijn we dus al dagen ‘off-line’. Wat een rust! 

Dag 6  Vrijdag 10 mei  Banff - Radium Hot Springs vv. 300 km 

Camping: Tunnel Mountain Village 2.

Ze zijn prachtig!

Vandaag hebben we voor ons zelf een ‘vrije’ dag bedacht, dat wil zeggen dat we een nacht extra in Banff zullen slapen en nog niet verder trekken.  In de omgeving is genoeg te zien, we willen graag ook het Kootenay National Park gaan verkennen via wegnummer 93 die in 1922 als eerste autoweg door de Canadese Rockies werd aangelegd. De weg loopt langs 2 rivieren, de Vermilion River en de Kootenay River, 2 wild stromende rivieren met ook weer die vreemde melkachtige kleur.  
Op een hoogte van zo’n 1650 meter stoppen we bij een monument aan de kant van de weg, dat is het punt waar de waterstromen worden gescheiden: Continental Divide.  Rivieren stromen vanaf daar ofwel naar de Atlantische, ofwel naar de Grote Oceaan.                          
Ook deze weg is weer fantastisch om te rijden, overal kan je de auto’s parkeren om mooie trails te lopen of om van het uitzicht te genieten. Ook al is ook hier nog niet alles open, er zijn genoeg mogelijkheden om te genieten van de overweldigende natuur.
Wij lopen een korte wandeling bij de Marble Canyon, genoemd naar het marmerachtige gesteente. In 2003 heeft hier een verschrikkelijke bosbrand gewoed die maar liefst 40 dagen lang heeft geduurd. Rondom ons dus honderdduizenden zwarte, kale bomen die niet gekapt zijn en als luciferhoutjes naast elkaar tegen de hellingen staan. De natuur is gelukkig zo sterk, er groeien ook weer net zoveel nieuwe felgroene dennetjes tussen de verbrande dennen.  Wij leren hier dat de overheid deze branden regelmatig gewoon laat woeden, dat ruimt oude bossen op, is goed voor de vernieuwing van het bos. Door de hitte springen namelijk de dennenappels open en op die manier verspreiden de zaden van de den. Bovendien maakt het korte metten met de ‘Mountain Pine Beetle’, kleine kevers ter grootte van een luciferkop die oudere en verzwakte dennen aanvreten.  Je kunt het ook zien als een boom is aangetast, ze krijgen dan een rode kleur en zoals ze hier zeggen: a red tree is a dead tree. 
Langs de weg staan overal nieuwe hekken en wild-oversteekplaatsen, er is flink geïnvesteerd door de overheid. We zien veel muildierherten aan de kant van de weg grazen, ze staan allemaal dicht bij de hekken omdat daar het meeste groene gras staat. Aan het eind van de middag krijgen we een mobiele verkeerswaarschuwing: er zijn beren op de weg gesignaleerd. En als er dan opeens een korte file op de weg staat worden we nieuwsgierig. Zouden we dan nu toch echt iets spannends te zien krijgen? En jawel, precies voor ons zien we een hele berenfamilie, een moeder met een paar kleintjes die snel het bos weer inrennen.  Moeder blijft echter staan, pal naast de weg en dus ook onze camper zodat we haar rustig kunnen bestuderen.  Officieel moet je een bepaalde afstand houden bij wilde dieren, wanneer je te voet bent is die maar liefst 100 meter. Als je in de auto zit zijn de regels dat je zeker 30 meter van het wild blijft maar in dit geval is dat echt niet mogelijk en zo kunnen wij prachtige foto’s maken. 
Als we terug komen in Banff is het al avond aan het worden en we rijden nog even langs de Vermillion Lakes die aan de rand van het stadje liggen. Ook hier staan we weer stil om plaatjes te schieten, het licht is zó mooi deze tijd van de dag, er ligt gewoon een gouden gloed over het water. En natuurlijk op de achtergrond altijd maar weer die besneeuwde toppen, wat is dit toch een práchtig land!

Dag 7  Zaterdag 11 mei  Traject Banff naar Jasper via de Icefield Parkway 250 km 

Camping: Wapiti Campground

Icefields Parkway, Columbia Icefields

We hebben de wekker vroeg gezet om snel te kunnen vertrekken naar ons noordelijkste punt, Jasper. De weg die we volgen heet highway 93 maar staat bekend onder de naam Icefield Parkway en wordt wel een van de mooiste wegen van de wereld genoemd. En dat is zeker niet overdreven. We rijden van het ene mooie fotopunt naar het andere, de weg loopt langs nog bevroren meren, gletsjers en ijsvelden. Alsof we in een gefotoshopt fotoalbum rijden, van superlatief naar superlatief. Dachten we gisteren niets mooiers meer te kunnen zien, vandaag worden we toch weer verrast door de veelzijdigheid van dit land. De Canadese Rockies staan overigens (samen met de Amerikaanse) al sinds de jaren ‘80 op de Werelderfgoedlijst van Unesco wegens de ‘onbeschrijflijke schoonheid en onschatbare waarde voor de mensheid’. 
De weg is 250 km lang en loopt dus dwars door het Jasper National Park. Onderweg zijn er slechts een paar gelegenheden om iets te drinken, eten of slapen, 1 benzinepomp en je kunt 1 keer afslaan naar Saskatchewan. 
Bij de Athabasca gletsjer stappen we natuurlijk uit, ook al is het hoogseizoen nog niet begonnen is het er al behoorlijk druk. Iedereen moet natuurlijk op de foto, de gletsjer ligt namelijk pal naast de weg. Dat wil zeggen, de gletsjer heeft zich in de loop der jaren een flink eind teruggetrokken en je staat nu aan het eind in gesmolten sneeuw en blubber. Wanneer je echt midden op de gletsjer wil staan kan je voor zo’n 100 dollar pp. een kaartje kopen voor een bus met speciale banden die je daar naar toe brengt.  Wij vinden het indrukwekkend genoeg zo en genieten van de imposante bergen om ons heen. Er komen 2 jonge skiërs aan, we raken even aan de praat met ze en horen dat het een groot ‘vrij’ skigebied is zonder pistes en liften. Hoe kom je dan boven vragen wij ons af. Nou gewoon.......naar boven lopen antwoorden ze laconiek, dat is ‘part of the fun’. 
Rond een uur of 15.00 ( het is hier overigens in Alberta een uur later dan in British Columbia) arriveren we bij de enige camping bij Jasper die geopend is. We hebben geluk, we krijgen de allerlaatste plek van het terrein en daar zijn we heel blij mee. Voor 1 nacht is die goed genoeg, morgen gaan we weer richting westen, op naar Vancouver Island! 

Foto’s